
Flaptekst
Na jarenlange omzwervingen arriveert Samuel van der Putte in 1730 in Tibet. Wat de Zeeuwse wereldreiziger daar heeft meegemaakt, is niet bekend; er zijn slechts enkele papiersnippers van zijn hand overgeleverd. Carolijn Visser trok naar Tibet, in de hoop iets van de informatie op te ontrafelen.Tijdens een boeddhistische ceremonie in de stad ontmoet Visser Dolma, een jonge Tibetaanse die uit ballingschap is teruggekeerd. Zij laat zien hoe de Tibetanen hun leven voortzetten in de schaduw van de Chinese bezetting. Iedereen droomt van hoe Tibet zou kunnen zijn.
Recensie
Enkele papiersnippers, waaronder één met een getekende kaart van een deel van Tibet, uit de overlevering van de achttiende-eeuwse Zeeuwse ontdekkingsreiziger Samuel van der Putte waren voor Carolijn Visser de drijfveer om diens onderneming naar dat gebied te herbeleven. Hierdoor hoopte ze meer informatie te kunnen achterhalen over het doel van die reis, maar ook over de man zelf, die vlak voor zijn overlijden opdracht gaf alle documentatie die hij tijdens zijn vele tochten had opgeschreven en verzameld te vernietigen. In haar in 2003 verschenen boek Tibetaanse perziken doet de auteur verslag van de drie reizen die ze voor dit doel naar Tibet, India en China maakte.
Op een vlotte, levendige en – voor een reisverslag kenmerkende – beeldende schrijfwijze vertelt Visser onder andere over het doel van haar naspeuringen naar de expedities die haar voormalige provinciegenoot eeuwen geleden heeft gemaakt. Natuurlijk ontkomt ze, als ze in Tibet is, niet aan de politieke situatie van dit Himalayaland, dat velen tot de verbeelding spreekt en eveneens een grote hoeveelheid sympathie oproept. Zo nu en dan valt tussen de regels door wel op te maken wat haar eigen opvattingen hierover zijn, maar een concreet en helder standpunt neemt ze echter niet in. Misschien is dit ook wel het verstandigst.
Vanzelfsprekend ontkomt de auteur er niet aan om veel aandacht aan het boeddhisme te besteden, dit is immers de religie die het grootste deel van de Tibetaanse bevolking belijdt. Interessant zijn de gesprekken die ze met een aantal Tibetanen, maar ook met een Chinese boeddhistische vrouw heeft, en met sommigen raakt ze min of meer bevriend. Een van de meest opmerkelijke ontmoetingen is die met de uit Nederland afkomstige en tot boeddhist bekeerde monnik Eugène. Ze trekt een tijdje met hem op en door wat Visser hierover opgeschreven heeft, krijgt de lezer de indruk dat deze man zijn religie intenser beleeft dan de meeste monniken; hij lijkt – in spreekwoordelijke zin – roomser te zijn dan de paus.
De buitenwereld, maar ook veel Tibetanen zelf, zijn vaak de mening toegedaan dat de Chinese overheersing het land ten nadele heeft veranderd. Tijdens haar reizen heeft Visser dit diverse keren gehoord, maar, zo blijkt uit het verslag, er zijn voldoende inwoners die er anders over denken of die er hun voordeel mee hebben gedaan. En ook zonder de inval had modernisering plaatsgevonden of zou zich prostitutie hebben voorgedaan. De auteur schroomt niet dit te vermelden, wat ook goed is, want alles heeft immers twee kanten en beide zijden horen belicht te worden.
Hoewel de naam van Van der Putte een aantal keren genoemd wordt, en hierbij zijn reis dus ook, heeft de lezer niet continu de indruk dat Visser zich in zijn voetsporen begeeft. Het lijkt vooral een reis van en voor haarzelf, maar desalniettemin wel over het traject dat haar voorganger volgde. Het is namelijk de vraag of de ontdekkingsreiziger toentertijd met veel lokale bewoners gesproken heeft. Dit neemt echter niet weg dat de onderneming van de auteur niet uitdagend is geweest. Integendeel, en daarom is Tibetaanse perziken een boeiend en interessant relaas dat ervoor zorgt dat de lezer als het ware met haar meereist.
Waardering: 4/5
Boekinformatie
Auteur: Carolijn Visser
Titel: Tibetaanse perziken
ISBN: 9789045701318
Pagina’s: 304
Eerste uitgave: 2003









